Door Iris Lucas
Ik heb een nieuwe baan in Utrecht, maar omdat ik in Tilburg woon, reis ik elke dag met de trein. Tien minuten fietsen (afgelopen tijd in regenachtig weer), fiets stallen, sprintje naar het perron en dan nat, verwaaid en zwetend neerploffen in de coupé (allemaal nog voor 8 uur 's ochtends, dus stel je voor hoe zwaar dat is voor een student). Onderweg naar Utrecht kom ik allerlei mensen tegen.
Tegenover mij zit een mevrouw, met een groene geruite jas en een vrolijke rode baret. Zuchtend slaat ze de krant open, en begint ze aan een van de artikelen uit het Parool. Schuin tegenover mij zit een wat oudere man naar buiten te staren. Hij kijkt alsof de tijd niet langzaam genoeg kan gaan, en lijkt te genieten van de stilte en zijn uitzicht. Nou ja, voor zover je het stilte kunt noemen. Twee stoelen verderop zit een meisje haar liefdesleven uit de doeken te doen. Hoe hij haar met Valentijn verkering had gevraagd, maar dat dat totaal niet geëmancipeerd is, dus dat ze uit principe nee had gezegd, ook al vond ze hem wel leuk. Volgende week koopt ze een bos tulpen voor hem, dat zijn zijn favoriete bloemen. Voordat ik de rest van het gesprek op kon vangen, onderbrak de conducteur met de mededeling dat we station 's-Hertogenbosch binnen enkele minuten binnen zouden rijden.
Af en toe zit er een conducteur met humor tussen, die in de periode rondom carnaval vrolijk de aankomst in Oeteldonk aankondigt. Vandaag was het helaas niet zo. Nuchter kondigde hij aan dat we konden overstappen op perron 2, 3, 4… Verder heb ik niet geluisterd, want de eerste commotie ontstond al. Links en rechts stonden er mensen op, pakten hun spullen bij elkaar, visten weekendtassen en koffers uit de bagagerekken en dromden langzaam samen bij de uitgang van de coupé. Wat ik nog altijd opvallend vind: de ongeschreven regel dat je wacht totdat iedereen is uitgestapt voordat je ergens instapt, en dat de mensen die in willen stappen een soort erehaag richting de uitgang vormen. Het is dat extra steuntje in de rug als je (inmiddels half opgedroogd) in alle vroegte onderweg bent. Eenmaal in de volgende trein bevind ik me weer tegenover dezelfde vrouw met de rode baret. We glimlachen beleefd naar elkaar. Misschien dacht ze wel aan dezelfde dingen als ik.